Hoe overleef ik mijn relatie?

In de kerstcolumn op onze facebookpagina (Van kertsblueszz… tot OUD en NU) schrijf ik over hoe het kerstfeest ons kan raken in oude familiepijn. Ook onze relatie kan ons raken in diezelfde oude pijn.

Oud&Nieuw vieren we traditiegetrouw met onze geliefde. We geven elkaar een zoen en wensen elkaar een gelukkig nieuw jaar. Maar, o wee, diegenen die denken dat hun geluk afhankelijk is van de ander. Het is een cliché, ik weet het allang maar ik kan er nog steeds instinken. Ik denk soms echt dat mijn partner mij ongelukkig kan maken, en ook dat hij mij (daarna) weer gelukkig kan maken. Als hij maar zus of zo zou doen…. Ik raak dan verstrikt in een spiraal naar beneden en voel me weggezogen verder in een moeras van pijn en verdriet. Ik heb dan het gevoel dat alleen hij me daar uit kan trekken. (Zo gaat dat met het moeras…)Toch weet ik nu en ben ik doordrongen van het besef dat al deze gevoelens oud zijn.

Ik voel namelijk precies dezelfde gevoelens en heb precies dezelfde gedachten en reageer precies zo als toen ik een klein meisje was en wanhopig hoopte en verlangde naar de liefde van mijn moeder. Mijn onvervulde behoefte aan liefde van mijn moeder wordt opnieuw aangeraakt als mijn partner en ik ruzie hebben. Voor mij loopt het spaak als we ruzie hebben omdat het vroeger spaak liep als ik ruzie had met mijn moeder. Voor een ander loopt het op andere manieren spaak, bijvoorbeeld als je emotioneel ver van de ander bent afgedwaald, of om nog een andere reden.

Onderzoek voor jezelf de parallel tussen de situatie waarin het tussen jou en je partner misloopt en de situatie vroegere thuis. Is de situatie hetzelfde? (ruzie, verkilling, vluchten, met de mantel der liefde bedekken, etc.). En denk, voel en reageer jij hetzelfde als vroeger? En doet je partner hetzelfde als (een van) je ouders thuis? Zo ja, dan weet je dat je de angel op het spoor bent en kun je je aandacht gaan verleggen van je partner naar jezelf. Immers het pijnpunt ligt niet bij je partner maar bij jou. Om precies te zijn bij jouw onverwerkte kindpijn.

‘Ik ga nu mezelf geven wat ik ten diepste van de ander verlang te krijgen.’ In mijn geval is dat respect voor wie ik ben.Ik zeg dit tegen mezelf: ‘Dat wat ik denk van de ander niet te krijgen, geef ik niet genoeg aan mezelf. Ik projecteer mijn respectloze houding op mijn partner. Híj is niet respectloos, dat ben ik zelf. Als ik dus vastzit in mijn onvervulde verlangen naar respect, dan weet ik dat ik mezelf kan bevrijden door mezelf dit respect te geven. Liever nog, door dit aan het Kind in mezelf te geven. Ik stel mezelf dan voor (ik visualiseer en voel) dat ik het gekwetste kind van vroeger op schoot neem en ik haar geef wat ik toen heb gemist.

Cornélie Spijkerboer

Ik hoef niets te doen…..(om oké te zijn)

Jaren geleden hoorde ik voor het eerst een CD-tje van Marianne Williamson met de titel: ‘Ik hoef niets te doen’. Het heeft me diep geraakt, toen en helpt me nog steeds om mij er aan te herinneren dat ik OK ben, zonder daar iets voor te hoeven doen. Maar ook dat het leven voor mij zorgt, zonder daar iets voor te hoeven doen. Dat ik niets hoef af te dwingen en nergens keihard voor hoef te werken. “Je hoeft alleen maar adem te halen”, zeggen mensen dan wel eens.“Ja, ja”, denkt een kritische stem in mij. “Ik kan echt niet van de lucht leven! Er zal toch iets moeten gebeuren.”“Ja”, zeggen de voorstanders dan weer: “Je moet ook wel actief blijven, oren en ogen open houden maar niet meer vanuit het moeten, maar vanuit het vertrouwen.” “O ja”, denk ik dan, “zo zat dat, ja”.Weer die criticus: “Ja, maar ik wil echt helemaal niets meer hoeven doen. Ik wil dat achterdeurtje naar nieuwe ‘moetens’ niet, van ‘dat ik wel mijn oren en ogen open moet houden’. Dat voelt toch weer als een druk om alert te zijn. Ik wil écht niets hoeven”.

Een paar weken geleden las ik het boekje Fuck it!. Een boekje over loslaten, accepteren en nog iets zen-achtigs. Ik las het in mijn vier-keer-per-jaar retraite. Ik had me voorgenomen om in de retraite aan een of meer thema’s te gaan ‘werken’, door te lezen, te mediteren, te tekenen en wat ik al zo meer doe in een retraite.Nu was ik dus in dat boek begonnen en dat boek nodigde me uit om tegen alles waar ik me aan hecht ‘Fuck it!’ te zeggen en het los te laten. Dus, al lezend zei ik Fuck it! tegen de thema’s waar ik aan wilde werken in de retraite. In plaats daarvan ben ik appels gaan rapen in de verwaarloosde hoogstamboomgaard in de buurt van mijn retraiteplekje. Ik kwam met 9 kilo appels terug en heb daar twee dagen appelmoes van staan koken. Al schillend, snijdend en kokend, kwam ik tot rust en tot bezinning. Dít is wat ik echt fijn vind nu en dit mag ik nu dus doen. Ik voelde een enorme warme liefdevolle energie door me heen stromen en ik voelde me verbonden met de aarde, met de natuur. De heling (en héél veel appelmoes) kwam naar mij toe. Ik had er echt niets voor hoeven doen.

Cornélie Spijkerboer

Doe nou maar gewoon 2

Oh die loyaliteiten!
Wat maakt het zo moeilijk om achter ons masker te kijken? In de kelder te gaan graven? Dat heeft te maken met loyaliteit. We hebben de boodschap dat we niet oké zijn als we boos, zwak, lui, etc. zijn, bewust maar vaak onbewust meegekregen van onze ouders en/of grootouders (en vaak nog verder terug). Zij hebben ons opgevoed, zijn ons voorbeeld geweest en hebben ons geprezen als we onze etalage lieten zien en gestraft (of genegeerd) als we onze kelder lieten zien. Of te wel, er zitten een (ver)innerlijk(t) verbod op die keldergevoelens en het etalagegedrag werd beloond met liefde, aandacht en goedkeuring.

Logisch dat we toen we klein waren reageerden door zoveel mogelijk in onze etalage te zitten en zo min mogelijk in de kelder. We raakten ook zelf overtuigd dat de etalage ‘goed’ was en de kelder ‘fout’. En die boodschap geven we ook weer door aan onze kinderen. We zijn dus loyaal aan onze ouders. Als we zouden besluiten om de-loyaal te worden, ons niet meer aan de (oude verinnerlijkte) geboden en verboden te houden, dan zouden we de liefde, goedkeuring en aandacht verliezen. Van onze biologisch ouders maar ook van onze innerlijk ouder(-stem).

Dat laatste vaker dan dat eerste. Onze ouders zijn er niet meer of hebben de boodschap nooit zo letterlijk uitgesproken (zijn zich er onbewust van) of zijn inmiddels zelf gegroeid en zijn ruimdenkender geworden. Belangrijk is dus dat we beseffen dat we nog steeds loyaal zijn aan oude boodschappen terwijl dat al lang niet meer nodig is. Dan kunnen we ons zelf toestemming geven om eigen, autonome keuzes te maken. 

Cornélie Spijkerboer

Doe nou maar gewoon 1

Hoe langer ik er over nadenk (en in het vak zit), hoe meer ik tot de conclusie kom dat wij mensen in ons (emotionele) leven het meeste last hebben van de twee basale overtuigingen ‘ik mag er niet zijn ‘ en ‘ik mag niet zijn wie ik ben’.

Ooit in de eerste aflevering van Big Brother, de eerste real-life soap op TV, werd een jongen door de groep onder druk gezet om te zeggen ‘wie hij was’. Hij kon dit niet en werd hierdoor meewarig aangekeken. De anderen wisten namelijk precies wie ze waren, althans dat dachten ze. Ik zelf dacht: “Ik weet ook niet wie ik ben”. Ten eerste ben ik vaak heel verschillend. Ik voel of denk of wil heel verschillende dingen. Wie ben ik dan? Ten tweede wist ik door mijn studie en groeiproces dat wij mensen voor een groot deel ‘zijn’ wie we denken dat we moeten zijn. We zetten ons zelf als het ware in de etalage of hebben een masker op. In de etalage zet je datgene waarvan je denkt/weet dat ‘de mensen’ het goed bevalt, zodat ze jou waarderen en liefhebben. Jouw masker glimlacht, trekt een sterk of ondoorgrondelijk gezicht, houdt afstand. Maar wat er achter het masker, of te wel in de kelder zit, dat ziet niemand. Jijzelf weet het vaak ook helemaal niet meer omdat je elke dag in de spiegel jouw masker ziet en zelf bent gaan geloven dat jij dat bent.

Als je wilt weten wie je werkelijk bent, zal je op zoek moeten gaan achter het masker. Dan zal je in de kelder af moeten dalen en alle, jaren geleden, opgeslagen rommel naar boven moeten halen en het stof er af blazen. Dan zal je ontdekken wat een waardevolle spullen er tussen zitten die je destijds als onbruikbaar weg deed. Hoe doe je dit?

Door je zelf letterlijk toestemming te geven alle gedachtes en gevoelens te denken en voelen die jij lelijk vond van jezelf. Dit vergt oefening, elke dag.

Cornélie Spijkerboer

Doe jij aan kosmos-marketing?

Wat is dat, kosmos-marketing? Ruim 15 jaar geleden was ik op zoek naar een man. Ik had me ingeschreven bij een relatiebemiddelingsbureau van een oud-dominee. Een heel vriendelijke man die mij vertelde dat ik een lijstje moest maken van eisen en die niet te laag moest stellen. ik wilde nu toch echt slagen? Hij vertelde erbij dat mensen die zich bij zijn bureau hadden ingeschreven, vaak alsnog spontaan hun droompartner tegen kwamen. Ja,ja, dacht ik, dat zal gerust maar dat geldt niet voor mij…… Ik had duidelijk nog nooit van kosmos-marketing gehoord. Een paar weken later ontmoette ik, spontaan, Hans, inmiddels mijn man, zielemaat en collega in onze praktijk. Ook hij had aan kosmos-marketing gedaan. Hij had een lijstje met zijn wensen opgesteld en in gedachten naar de kosmos gestuurd. En toen weer losgelaten.

Sindsdien doe ik ook voor mijn praktijk aan kosmos-marketing. Ik vergeet het wel eens en ga dan vreselijk hard nadenken, piekeren en buffelen om maar meer klanten te krijgen maar dat heeft totaal geen zin. Sterker nog, ik raak gefrustreerd en moe en moedeloos en dat trekt niet echt nieuwe klanten aan, in tegendeel. Als ik mijn vertrouwen in ‘de kosmos’ weer te pakken heb, laat ik al dat harde werken weer los en ga weer dingen doen die ik leuk vind. Ook vrijetijds-dingen. Ik spreek weer af met vriendinnen, haal inspirerende boeken uit de bieb, ga de natuur in, spreek mijn cliënten met plezier in mijn hart en laat de rest gaan zoals het gaat. Kortom, ik bén meer dan dat ik doé. Nee, dat klopt niet, ik doe ook maar ik doe dat vanuit een tevreden zíjn, niet vanuit een ontevreden móeten, vanuit vertrouwen en niet vanuit angst.

Cornélie Spijkerboer

Dat moet van de reus 2

In de Column “Dat moet van de reus” (1), vertel ik dat we soms zo’n moeite hebben om irreële gedachten los te laten. Ik beschrijf dat ik ze niet los kan laten omdat het ‘moet van de reus’.

Waarom, vraag je je misschien af, helpt het om te beseffen dat het een moeten van ‘de reus’ is? Ik denk dat het zo zit: Als ik een irreële gedachte op zijn bron onderzoek, dan kom ik uit op een oude boodschap van mijn ouders, grootouders of misschien nog wel verder weg. Ik noem dit een ouderboodschap. Om een voorbeeld te geven: De familie van mijn vader komt oorspronkelijk uit een boerendorp in Gelderland. Mijn betovergrootvader (Jan) was boer en bakker en had genoeg geld gespaard om één zoon te laten studeren. Dat werd mijn overgrootvader Gerrit. Hij trok het langste strootje en mocht naar Utrecht om theologie te gaan studeren. Ik kan me voorstellen dat dat strootje een flinke druk op Gerrit heeft gelegd, om er dan ook iets van te maken.

Ik voelde, net als mijn vader en zijn vader, denk ik, een zware druk om ‘het strootje waar te maken’ en ging studeren in Utrecht. (Geen theologie, wel rechten.) Wat achteraf niet de keus van mijn hart is gebleken. De studie heb ik al weer een tijd achter me gelaten en ik heb inmiddels mijn hart gevolgd, maar de druk om te presteren kan me nog achtervolgen. Vaker dan me lief is.

Waarom kan ik dat niet loslaten? Ik weet waar het vandaan komt, ik hoef niet meer van mezelf en toch… Blijkbaar vind ik het moeilijk om mijn loyaliteit naar mijn (groot)ouders los te laten. Als ik niet meer zo presteer, wat zullen ze dan wel denken? ‘Lapswans’, ‘je loopt de kantjes er van af’, ‘je bent lui’, ‘we zijn zo niet trots op je’. Maar, als ik het nu eens loskoppel van mijn (groot)ouders en zeg dat het ‘van de reus moet’? Dan besef ik echt hoe irreëel de boodschap is en kan ik, zonder loyaliteitsconflict, de gedachte loslaten.  Wat ook helpt is de gedachte dat mijn (groot)ouders deze ouderboodschap waarschijnlijk niet eens zozeer uit wijsheid hebben doorgegeven maar ook vanuit een ‘moeten van de reus’. Dat maakt het nog makkelijker om de ouderboodschap naast me neer te leggen. Toen ik het hier met mijn man over had zei hij “Who the hell zijn onze ouders dat we ze zoveel macht over ons geven? Het zijn ook maar mensen die hun eigen bagage meezeulen en er het beste van proberen te maken.” Daar kon ik het mee doen.

Cornélie Spijkerboer

Dat moet van de reus 1

“Dat moet van de reus”, was bij ons thuis vroeger een gevleugelde uitspraak. Een voorbeeld: Ik ‘moest van de reus’, nadat mijn moeder mij voor het eten had binnengeroepen, tóch nog een rondje over de rand van de zandbak lopen, zonder er vanaf te vallen. Anders moést het overnieuw. Ik voel de lekkere en soms angstige spanning nog in mijn buik, bij de tijd die steeds dringender werd als het niet in één keer lukte.Waarschijnlijk vroeg mijn moeder, bij (late) binnenkomst, waar ik zolang bleef en dan antwoordde ik “Dat moest van de reus.”

Dat de uitspraak bekend was binnen het gezin duidt erop dat mijn ouders begrepen wat ik ermee bedoelde en ook dat ze, qua ontwikkelingspsychologie, begrepen wat het betekende. Hun kind zat in de magische fase, waarin reuzen en heksen, feeën en dieven, monsters en draken een reële rol spelen in de belevingswereld van hun kind. Kinderen schrijven daarmee magische macht toe aan de omgeving maar ook aan zichzelf. Het is een manier voor het kind om grip te krijgen op wat hij of zij beleeft. Je zou kunnen zeggen dat het kind daarmee een controlemechanisme creëert. Als kind in de zandbak, kreeg ik controle over de situatie door de verantwoordelijkheid voor mijn handelen bij de reus te leggen. Natuurlijk deed ik dit niet bewust, zo moest het gewoon. Ik moest aan de reus gehoorzamen. Het was dus nogal een dwangmatig ding. Als je kinderen op deze manier ziet gehoorzamen aan innerlijke stemmetjes, op de lijnen van de stoeptegels lopen, dan komt dat ook vaak dwangmatig over.

Nu, volwassen en geschoold, besef ik dat we als volwassenen nog steeds in ons magische kind kunnen zitten en de verantwoordelijkheid over ons denken en handelen dwangmatig buiten onszelf kunnen leggen. Niet meer bij de reus, dat zou te doorzichtig zijn, maar wel bij onze partner, baas, collega, ouders, werkdruk, noem maar op. De werkdruk maakt dat ik gestrest ben. Mijn partner maakt me ongelukkig, etc. Hetzelfde geldt voor dwangmatige irreële overtuigingen over onszelf of onze omgeving. We voelen ons bijvoorbeeld slachtoffer of onmachtig, niet de moeite waard of klein en we kunnen deze gedachten maar moeilijk keren, ook al weten we (inmiddels) dat ze niet kloppen.

Mij helpt het nu om in zulke gevallen de dwanggedachte bewust toe te schrijven aan ‘de reus’. Op dat moment besef ik dat ik in mijn magische kind zit en dat ik vanuit mijn volwassen ‘ik’ al lang niet meer in die reus geloof. Met mijn volwassen ‘ik’ kan ik dan een reëlere gedachte tegenover de dwanggedachte zetten waar ik ook echt in geloof. Ik kan immers zelf besluiten waar ik in geloof. Daarin ben ik niet meer afhankelijk van een reus, ouder of baas. Eigenlijk deden onze ouders dit ook al als wij bang waren voor de dieven en monsters onder ons bed. Ze namen onze angsten serieus (voor het magische kind zít er een monster onder het bed) en we joegen het monster samen weg. Daarmee leerden ze ons hoe we zelf weer de macht over de situatie konden terugnemen in plaats van de macht bij het monster te laten. Dat was nog eens pedagogisch verantwoord handelen!

Cornélie Spijkerboer

Herstel veilige hechting 2

In de grote mensenwereld
In de column “Herstel veilige hechting 1, In de herkansing”  schrijf ik over de grote mensenwereld, in het kader van het losmaken uit de veilige symbiose om op eigen benen te gaan staan. Dit doet me denken aan het volgende. Ik ben me er al een tijdje van bewust dat ik lange tijd iets heb uitgestraald van ‘zorg voor mij’. Met name naar mannen, leek het wel. Begonnen bij mijn vader, die mij, bij mijn huwelijk, in de veilige handen van mijn man kon overdragen. Zo voelde hij dat.  Maar ik straalde dat ‘zorg voor mij’ blijkbaar ook uit naar mannelijke vrienden die mij, na mijn huwelijksdag opeens ‘loslieten’. Ik heb dit lang niet goed begrepen. Ik was boos op mijn vader en voelde me door hem gekleineerd. En ik miste mijn vrienden die me na aan het hart lagen.

Inmiddels snap ik wat er gebeurd is. Blijkbaar straal ik iets hulpeloos’ uit (ondanks mijn stoere imago, vind ik zelf) en doe ik onbewust een beroep op de bescherming van mannen in mijn leven. Net als in de vorige column, waarin ik mijn losmakingsproces uit de symbiose met mijn man beschrijf, kan ik mijn ‘hulpeloze uitstraling’ nu koppelen aan het hechtingsthema. Ik zie in mezelf een klein meisje dat te kwetsbaar is om alleen de grote wereld in te gaan. Omdat er in de eerste hechtingsfase iets niet goed is afgemaakt, namelijk een innerlijk gevoel van veiligheid kweken, voelt het meisje zich nu, in de tweede hechtingsfase niet veilig genoeg om op eigen kracht de volgende stap te nemen; om op eigen benen te gaan staan.

Dat gevoel, niet op eigen benen te kunnen staan herken ik ook op andere vlakken in mijn leven. Ik ben lang bang geweest dat ik mijn eigen brood niet zou kunnen verdienen. Gelukkig heb ik hier sinds een aantal jaren een basisvertrouwen in ontwikkeld. Ik heb nu een spiritueel besef dat er genoeg is voor iedereen, dat het leven voor mij zorgt. Daarbij heb ik de inmiddels jarenlange ervaring dat nieuwe cliënten gewoon naar me toekomen als ik het universum daar om vraag. En tot slot besef ik dat, als ik doe waar mijn hart ligt,  het niet anders dan goed kan zijn. 

Cornélie Spijkerboer

Herstel veilige hechting 1

In de herkansing.
Een tijdje geleden kreeg ik een waardevol advies. Het was zo simpel dat ik het zo over het hoofd had kunnen zien. Maar zoals dat vaak gaat met waardevolle adviezen, kwam het precies op tijd, ik was er klaar voor. Ik werk en leef samen met mijn man, dat wil zeggen dat we 7 dagen per week, 24 uur per dag samen zijn. Dat vinden we fijn, we zijn graag samen maar als mensen hier soms wat afgunstig verlangend op reageren zeggen we er wel vaak bij dat het ook wel een beetje symbiotisch is.

Nu kreeg ik dus een advies en dat advies luidde om wat vaker dingen alleen te gaan doen. Ik besefte eigenlijk direct dat het advies goed was maar had nog wat tijd nodig om er op te kauwen. Inmiddels heb ik een paar stappen gezet en ben inderdaad dingen alleen gaan doen. Ik voel dat het goed is, en nodig ook, maar ik vind het heel eng. Het heeft tussen ons ook nogal wat losgemaakt. Mijn man kent, net als ik, het verlangen om samen te zijn en we vinden het beiden eng om elkaar los te laten c.q. ons los te maken. Mijn behoefte om dingen alleen te doen werd steeds sterker, en soms had ik het gevoel dat ik me los moest vechten, zo moeilijk vond ik het. Toch kon ik, in een rustig moment, van een afstandje naar mijn eigen proces kijken en ik ontdekte een diepere betekenis ervan.

Mijn man en ik zijn bijna 15 jaar bij elkaar en ik heb altijd geweten dat ik met hem de kans heb gekregen om mijn onveilige hechting te helen. Ik besef nu dat ik de eerste hechtingsfase, die van het leren hechten, samen met Hans heb voltooid en dat het nu tijd is voor de tweede hechtingsfase, die van het losmaken, zoals de peuter die zijn eerste stapjes in de grote (mensen) wereld zet. Ik ben hier nu aan toe, en het is een gezonde ontwikkeling, omdat ik er op vertrouw dat er iemand (mijn man) is op wie ik altijd terug kan vallen. Dat vertrouwen heb ik in de eerste hechtingsfase opgebouwd, zoals een baby dit vertrouwen in zijn moeder opbouwt. Een pracht van een ontdekking waarmee ik de pijn en de angst van het losmaken positief kan labelen……

Cornelie Spijkerboer

Socialisatie in de relatie

Veel echtparen die bij ons in therapie komen (en ook echtparen die niet komen) zitten in een zelfde soort patroon. De vrouw vindt dat de man moet veranderen. Zij weet meestal feilloos wat er mis is met hem, waar dit vandaan komt en wat hij zou moeten doen om dit te veranderen. De man komt binnen met de klacht dat zijn vrouw hem te veel op zijn huid zit. Hij wil dat zij hem met rust laat.

Hoe komt dit nu, dat mannen en vrouwen vaak in ditzelfde patroon zitten? Dat komt omdat wij, mannen en vrouwen, zo zijn gesocialiseerd. Vrouwen worden, als meisje, opgevoed met aandacht voor de relatie. Lief zijn, zorgen voor, etc. wordt ons vrouwen met de paplepel ingegoten. Mannen leren als jongetje om assertief te zijn, van zich af te slaan, voor zichzelf te zorgen. Nu zou je zeggen dat dit stereotype tegenwoordig niet meer zo sterk is. Jongens worden ook opgevoed tot zorgzame partners en vrouwen worden nu ook opgevoed om assertief te zijn en carrière te (kunnen) maken. Ja, dat is zo maar het is ook zo dat de oude rolpatronen nog in onze ‘genen’ zitten. Ook al geven onze ouders dit niet meer aan ons door, onbewust en trans-generationeel krijgen we de boodschap nog wel degelijk mee. 

En wat kunnen we hier nu mee, met dit besef van socialisatie? Deels zullen we moeten accepteren dat we nu eenmaal zo geconditioneerd zijn. Maar, we kunnen ons er wel meer bewust van zijn en daarmee toch wat aan ons patroon schaven. Partners hebben de neiging om naar elkáár te wijzen. Maar als je met één vinger naar de ander wijst, wijs je met drie vingers naar jezelf. Dus, laten we man en vrouw uitnodigen om naar zichzelf te gaan kijken, naar hun eigen (rol)patroon. Naar hoe zij zelf het relatiepatroon in stand houden.

Vrouwen kunnen dan leren om hun mensenkennis en focus op de relatie (lees hun partner) ook op zich zélf toe te gaan passen. In plaats van zien en begrijpen hoe de ander vast zit in zijn patroon, kan zij gaan zien hoe ook zijzelf vast zit in een patroon. Misschien ziet ze dan hoe ze nalaat voor zichzelf te zorgen, hoe ze hier in wezen heel boos over is; of ziet ze hoe ze probeert uit machteloosheid de ander te manipuleren om toch te krijgen waar zij behoefte aan heeft. Mannen kunnen leren om achter hun verdedigingslinies vandaan te komen en zich open te stellen voor wat hun vrouw hun te zeggen heeft. Hun vrouw heeft namelijk meestal wel gelijk. Ze is ten slotte haar hele leven al getraind om relaties te doorgronden.

Als de vrouw nu wat deemoediger wordt, omdat ze beseft dat ook zij in een rolpatroon vast zit, dan zal haar toon milder worden en zal haar man ook beter naar haar kunnen luisteren. En andersom, als de man zich openstelt voor zijn vrouw en beter luistert, zal de toon van de vrouw milder worden omdat ze niet meer hoeft te schreeuwen of zeuren om gehoord te worden. En dat is misschien wel de belangrijkste winst: als we beseffen dat we beiden in het zelfde schuitje zitten, beiden in patronen vastzitten en de neiging hebben om naar de ander te wijzen, dan kunnen we milder naar onszelf en daarmee milder naar de ander kijken. En vanuit mildheid kunnen er mooie dingen ontstaan.

Cornélie Spijkerboer