Ik had een droom die ik samen met Hans onderzocht op zijn betekenis.
Ik kwam uit bij een oude herinnering, meer een anekdot die mijn vader altijd vertelde, dat ik als kleuter verontwaardigd thuiskwam nadat een buurjongetje me had geslagen.
“Daar zal je het wel naar gemaakt hebben” was mijn vaders antwoord. Ik heb nooit begrepen waarom hij het zo’n leuk verhaal vond.
Later maakte ik soortgelijke dingen mee. Ik voel me kwetsbaar en het wordt door de ander precies omgekeerd ervaren, sterk of superieur soms.
En ik heb altijd gedacht dat dit aan mij lag, dat ik me superieur gedroeg. Daardoor ben me kleiner gaan maken.
Door de droom en de herinnering aan mijn vaders anekdote besef ik dat het niet aan mij ligt maar aan wat ik oproep bij de ander. Ik deed mijn vader waarschijnlijk onbewust denken aan zijn superieure vader, voor wie hij zo bang was.
Maar hoe kan een kleutertje nu een volwassen man ‘omverblazen’? Het is tijd om dat schattige kleutertje stevig in mijn armen te nemen.
Cornélie Spijkerboer