Ik kwam vanochtend bij mijn fysiotherapeut met pijn in mijn enkel, of eigenlijk net boven mijn enkel, achter, onder mijn kuit. Het voelde als een pees. Toch niet gescheurd hoopte ik? Ze legde me op de tafel en ging kneden. Au!, wat deed dat zeer. Ze drukte niet eens zo hard, zei ze.
Ondertussen raakten we aan de praat – dat doen we altijd volop. Zij vraagt en ik vertel over mijn werk, mijn leven, hoe ik in mijn vel zit, altijd voldoende gespreksstof.We hadden het over mijn vader die in oktober is overleden en ze bevroeg me als een doorgewinterde psychotherapeut. Al snel droop het snot uit mijn neus en ogen op de hygiënische handdoek. Ik had verdriet om mijn vader. Niet omdat ik hem zo intens mis, daar ben ik te oud voor of daar heb ik mijn hang-ups voldoende voor doorgewerkt. Nee, volgens mijn fysiotherapeut kwam het omdat ik nu niet (en nooit) meer voor mijn vader kan zorgen. Mijn hoofd protesteerde, als kind had ik al voldoende voor mijn ouders gezorgd; die behoefte zou ik nu toch niet missen!, Maar mijn ogen en neus huilden, en mijn hart. Ja, daar had ze toch echt een punt. Als filmbeelden rolde de een na de andere herinnering langs mijn geestesoog waarin ik zo een intens verdriet om mijn vaders eenzaamheid voelde….. Als geparentificeerde dochter wil je dan wel heel graag gaan zorgen…. En als dat dan niet (nooit) meer kan, is dat een groot gemis. Sterker, voor het kind in mij is dat dodelijk! Misschien bedoelde mijn fysiotherapeut het niet zo maar ze had wel precies mijn achilleshiel te pakken. Na afloop heb ik haar bedankt voor de dubbele sessie.
Cornélie Spijkerboer