Ik vond het een pittig jaar. Ik kan er niet precies de vinger opleggen ‘waarom’ maar ik heb me achtereenvolgens angstig, somber en moedeloos gevoeld. En ook niet ‘zo van die momenten’, maar de hele tijd. Als een deken die over mijn gemoed heen lag.
Omdat ik niet goed kon plaatsen waardoor het kwam en het al helemaal niet kon oplossen, moest ik iets anders verzinnen.
Ik had al snel door dat als ik me focuste op de wereld buiten mij en de oorzaak (en de oplossing) van mijn rotgevoel buiten mij zocht, ik me er alleen maar beroerder door ging voelen.
Ongeacht de omstandigheden, moest ik zelf verantwoordelijkheid nemen voor mijn gevoelens. Telkens weer, telkens weer. Niet bestraffend naar mijzelf, in tegendeel, juist met compassie. Vol erkenning voor wat ik allemaal voelde.
En ik merkte dat het te dragen was, eigenlijk heel goed. Ik raakte niet in paniek en kon in verbinding blijven met, of terugkeren naar, mijzelf en mijn omgeving.
Hierdoor kon ik het proces, wat het ook was, zijn gang laten gaan, in het vertrouwen dat het mij verder brengt op mijn pad. En hier ben ik heel dankbaar voor, hoe gek dat misschien ook klinkt.
Al schrijvend merk ik dat ik in dit proces onbewust een aantal stappen zet die ik steeds herhaal.
Ik zet ze even op een rijtje:
1 Het gevoel (of de gedachte*) mag er zijn.
Het mag er zijn. Het vraagt om gevoeld te worden, in alle eerlijkheid en openheid. Ik veroordeel het niet en als ik het veroordeel is dat ook weer iets wat er mag zijn (*).
Het is mijn gevoel en ik neem de verantwoordelijkheid. Een ander is nooit verantwoordelijk voor mijn gevoel. Dit is heel belangrijk om telkens weer te beseffen.
2 Het hoeft niet opgelost.
Niet door mijzelf én niet door de ander.
Ik vertel mijzelf dit, herinner mij er aan dat dat niet het antwoord is. Ik heb immers ervaren dat ik dan in mijn hoofd ga proberen iets te fixen. Dat is een heel beperkte oplossing, meestal. Sterker nog, ik weet vaak helemaal niet wat nu echt een oplossing is voor het gevoel.
Door ‘op te lossen’ ga ik weg bij het gevoel in plaats van dat het gevoel zelf weg gaat.
3 Ik adem er naar toe.
Ik zoek het gevoel op in mijn lijf. Waar zit het precies, hoe voelt dat? En ik stuur mijn ademhaling er naar toe. Ik adem daarbij zo ruim mogelijk door mijn buik en borst. Ik gebruik daarbij het beeld van een golf of lemniscaat. Bij de inademing golft de lemniscaat van mijn buik naar mijn borst, en bij de uitademing terug naar beneden.
Ademhaling is een heel persoonlijke beleving heb ik gemerkt. Dus wil jij dit ook proberen, pas jouw beeld dan aan bij jouw ademhaling.
4 Ik geef het gevoel over.
Dit doe ik heel letterlijk, in een visualisatie, waarbij ik het gevoel in mijn handen overdraag aan een wijze op een heuvel bijvoorbeeld, of aan het kosmische licht of aan god of aan de bron. Ook dit is heel persoonlijk. Het moet iets zijn waar jij je probleem vol vertrouwen bij achter kunt laten.
Als je dit doet, zal je merken dat er dan iets transformerends gebeurt. Wat en hoe weet je alleen nu nog niet. De kunst is om je open te stellen voor je intuïtieve ingevingen of voor ‘toevallige’ gebeurtenissen die op je pad komen.
5 Ik besef dat het gevoel, hoe ‘kinderachtig’ ik het ook vind, van het gekwetste kind in mij is, en dus vol compassie benaderd mag worden en erkend mag worden. Het is niet kinderachtig, het is van het kind in mij.
Het is belangrijk te beseffen dat het kind in mij echt een andere Ik is dan de volwassene in mij. De volwassene kan relativeren, vanuit een helikopter naar het kind(gevoel) kijken. Beiden hebben een functie die essentieel is om ons ‘heel’ te voelen.
Met stap 5, erkennen van het kindgevoel, ben ik weer aangekomen bij stap 1: ‘Het gevoel mag er zijn’.
(*) Dezelfde stappen kun je zetten voor alle gedachten die je hebt over jezelf of de ander. Als je er goed naar kijkt zijn deze vaak oordelend. Ook deze mogen er zijn en hoeven niet te worden opgelost, maar kunnen wel overgegeven worden, in het vertrouwen dat ze zullen transformeren.
In deze link (PDF) vind je een visualisatie naar de wijze die we in onze eerstejaars trainingen bij de SPSO gebruikten. Deze kun je gebruiken voor stap 4.
Cornélie Spijkerboer