
Ik was vandaag op stap met vriendin T. We kennen elkaar uit Huize Valckenbosch waar mijn Hans en haar man woonden en tafelgenoten waren.
We spreken natuurlijk veel over onze ervaringen. Onze rouw en onze mannen zijn elk moment bij ons, dwars door alles heen. Alsof ze er gewoon nog zijn.
Dat laatste is voor mij heel belangrijk. Ik ben het liefst bij mensen die Hans hebben gekend. Op feestjes met onbekenden voel ik me zowat geamputeerd.
Toen ik dit aan mijn zus vertelde zei ze dat ze dat wel begreep, want dan is Hans er opeens niet meer bij. Sindsdien voel ik steeds sterker dat Hans bij mij is en eigenlijk nog onverdeeld in mij zit.
Ik dacht even: “Oh jee, zijn we dan nog steeds zo symbiotisch als toen Hans nog leefde?” Ik hoorde er een oordeel in over mijzelf maar kwam toch snel tot de conclusie dat ik het alleen maar fijn vind. Zo mis ik hem bijna nooit.
Soms wel, als ik vastloop in mijzelf, dan mis ik zijn scherpe blik en directe maar liefdevolle feedback. Een dag voor hij stierf hielp hij me nog door te zeggen: “Je bent in paniek”. Oh ja dacht ik, even adem halen.