Het gaat goed

Het moet niet gekker worden. Ik voel me sterk, levenslustig en veel minder in paniek. Ik hoor mijzelf steeds denken: ‘Nou, dat lossen we op en als dat niet lukt, dan niet. Dan zal het wel zo moeten zijn.’

Zo crashte onlangs mijn e-mail. Ik kon geen mails meer versturen. Het probleem bleek niet te verhelpen en nu moet ik mijn mail over gaan zetten naar een ander account. Help!, dat betekent dat ik bij alle contacten, dat zijn er honderden, mijn e-mailadres moet gaan aanpassen. En wat te denken van al mijn inlogcodes waarin ik met mijn oude e-mailadres inlog. Pfff, niet te doen.

Hier zou ik dus eerder geheid van in paniek schieten. ‘Dit kan ik niet!’

Maar na een kort moment van bijna paniek, verschuift er nu iets van binnen en voel ik: ‘dit ga ik gewoon doen.’ Ik voelde zelfs wat kriebels in mijn buik zoals wanneer je voor een leuke spannende uitdaging staat. 

Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik altijd een broertje dood had aan de uitdrukking: ‘we hebben geen probleem maar een uitdaging’. Maar nu voelt het toch echt zo. En natuurlijk baal ik ook. Ik lijk alleen te weigeren daar in te gaan hangen. 

Gôh, het gaat wel erg goed met me zeg. Ik vind het zo raar. Ik ben toch eigenlijk in de rouw? Over Hans zijn ziekte en wat dat allemaal in ons leven teweeg brengt. En ja, dat is er óók, in hoofdletters, maar blijkbaar kan het naast elkaar bestaan. Wonderlijk! 

Tegelijkertijd  begrijp ik het ook. Na een schokkende gebeurtenis, zoals een ernstige ziekte, gaan mensen hun dagelijkse zorgen vaak veel meer relativeren. Je weet dan pas wat echt belangrijk is, zo hoor je ze dan zeggen. Mooi vind ik dat altijd en bijna jaloersmakend, al wil je de schokkende ervaring op zich natuurlijk niet. En nu mag ik het dus zelf ervaren. Dat stemt me dankbaar.

Het heeft even geduurd voor ik deze column kon schrijven. Het nieuwe gevoel van ontbrekende paniek is zó fijn, dat ik het niet gelijk van de daken wilde schreeuwen. Maar nu is het tijd.

Cornélie Spijkerboer

De lichtheid van Pasen… en dan?

Ik vind regelmatig een klein vederlicht veertje. Meestal omdat er eentje uit mijn telefoonhoesje valt. Ik spaar ze namelijk.

Ik spaar ze omdat ze symbool staan voor de lichtheid die ik altijd zoek en steeds weer kwijt raak aan mijn oude patronen die in zwaarte gebakken zijn.

Maar de week voor pasen vond ik de lichtheid weer. Ik had heerlijk gezongen bij de stembevrijding in ons plaatselijke klooster, gevolgd door een driedaagse retraite in eigen volkstuin, inclusief healing van een vriendin.

Wat er gebeurde was heel bijzonder.

Na de zangavond, met als thema ‘vind het licht in jezelf’, voelde ik me daadwerkelijk een stuk lichter. Ik had weer zin om leuke, lichte dingen te gaan doen en maakte me tot mijn verrassing helemaal niet druk of ik Hans daar niet mee tekort zou doen. Sterker nog, ik besefte opeens heel helder dat ik het schuldgevoel naar Hans eigenlijk leek te gebruiken om mijzelf te verontschuldigen: “Ik ga me toch niet licht en vrolijk voelen terwijl Hans zielig zit te verpieteren in een tehuis. Dat zou nog eens in en in slecht zijn.” Nee, dan is een schuldgevoel veiliger. Hmmm, bekend thema…

En in de healing werd hier verder op voortgeborduurd.

Waar ik als peutertje voor mijn verdrietige moeder ging zorgen, dat “móest”, doe ik datzelfde nu nog steeds bij Hans. En omdat ik nu niet meer voor hem kán zorgen, blijft een diep schuldgevoel over.

Toen dit in de healing benoemd werd, heb ik mijn zere schouder ontslagen van haar signalerende (pijn)taak.

De boodschap was duidelijk geworden en ik heb mijn schouder haar vleugels teruggegeven. Vleugels waarvan ik inmiddels voel, weet, dat die natuurlijker zijn dan de pijnlijke verkramping waar ik al vier maanden last van heb.

Dus nu zeg ik, steeds als mijn schouder zeer gaat doen: “Je mag je vleugels uitslaan, toe maar, ontspan maar en voel je vrij.” Ik spreek mijn schouder daarin heel bewust toe en elke keer voel ik hem ontspannen en de pijn gewoon wegtrekken.

Wonderbaarlijk hoe sterk ons eigen helingsvermogen toch is.

Inmiddels zijn we een week verder en heb ik ook de zwaarte weer gevoeld. Verdriet over het afscheid van Hans, die een dagje thuis was, en paniek over een onbegrijpelijk computer-ding. Het meeste verdriet deed het idee dat ik zat te stressen en paniekeren, terwijl Hans fijn thuis was en ik wilde genieten van de quality time. Ach… en ook daarin lijk ik op mijn moeder zag ik. Die kon ook haar eigen feestje zo verstieren. Ik begreep dat toen niet. Maar nu snap ik het. En ik kan mild naar haar en naar mezelf kijken.

En gelukkig waren daar Hans zijn troostende armen: “Ik kan je alleen maar vasthouden”, zo zei hij. Zijn woordvinding gaat verder achteruit, zo ervaart hij. Maar zijn warmte voel ik des te beter.

En vandaag, maandag, voel ik dat de zwaarte en de lichtheid er beiden mogen zijn. Zoals mijn nicht mij altijd weer herinnert, maar wat ik moeilijk vind te aanvaarden omdat de zwaarte vaak zo zwart is (dat scheelt maar een letter). En toch geeft het nu een soort rust. Misschien is dat be-rusting. Een woord dat me tot nu toe eigenlijk weinig zei. Wellicht gaat dat nu veranderen, ik ben benieuwd.

Verdriet golft, angst zit vast

Althans zo werkt dat nu bij mij. 

En, zoals mijn broer steeds zegt: ‘als het maar stroomt’, zo vind ik het verdriet niet vervelend. Fijn zelfs, want ik voel dan inderdaad dat ik stroom. 

Angst vind ik heel vervelend omdat ik dan vast zit. Ik stroom niet, mijn lijf, energie of gevoel stroomt niet en ik ga vastzitten in mijn hoofd. Gedachten malen en tollen, worden groter en onbeheersbaarder en de paniek ligt op de loer of slaat gewoon regelmatig toe als ik eerlijk ben.

Deze column heeft even op zich laten wachten omdat er te veel gebeurde wat de pen niet bij kon houden. 

Ik schrijf al even over het ziekteproces van Hans. Hans heeft Lewy body dementie en een half jaar geleden wist ik: ik kan niet langer meer voor Hans thuis blijven zorgen. Mijn antennes draaiden overuren, ik schreef hier al eerder over.

En nu kreeg Hans opeens een woonplek aangeboden in huize Valckenbosch in Zeist. Voor ons een heel fijn huis want antroposofisch. 

En ja, wat schrijf je daar over. Er gebeurt zoveel. 

Er moet zoveel geregeld en doorvoeld worden. En die twee gaan bij mij niet goed samen. Want, als ik in de regelmodus sta, wordt ik bang. Heel bang. Ik sta in de controlestand om alles in de klouwen te houden en dat kan ik heel erg goed. De verhuizing an sich liep dan ook gesmeerd, dankzij de vele hulptroepen om te beginnen. Maar in de regelmodus kom ik snel in mijn angst. Regelen en angst gaan hand in hand likt wel. in ieder geval nu. En dan blokkeer ik en raak in paniek. Ik stroom niet meer.  En dan duurt het altijd even voor ik weer weet wat me te doen staat: zitten, voelen, liefde inademen en ademen naar de angstknoop in buik, keel of hartstreek. 

Op een gegeven moment kom ik dan weer bij mijn stroom en ga ik het verdriet voelen. Het lege huis, Hans daar en ik hier. Wat een waanzin denk ik dan. Zoals Hans verdrietig zei: ‘ we hadden het zo goed samen’. Oh, dan breekt mijn hart. Want ja, zo was het.

Nu kregen we van een dierbare vriendin een mooie tekst over de lente equinox, 20 maart, de dag dat Hans verhuisde en onze LAT- relatie begon, zo omschreef de vriendin het. Ze schreef over afscheid van het oude en het begin van een nieuwe fase. Een nieuwe fase van groei, ontwikkeling en bloei. Ook wij mogen deze nieuwe fase in vertrouwen tegemoet treden. Omdat ons pad nu eenmaal loopt zoals het loopt en dit hoort daar bij. 

Bij de lente hoort natuurlijk het stromen. De sappen komen weer op gang. 

Hans’ kamer heeft een fijn balkon die uitkijkt op een prachtige binnentuin, zeer zorgvuldig verzorgd door vrijwilligers, en daar staat nu de krent op knappen en daarachter een witte meidoorn. Die tuin is voor mij zeer troostvol. Want ja, hier eindigt hans zijn verhaal en ons verhaal niet. De overgang is ongelofelijk schokkend, anders kan ik het niet noemen maar er is hoop, en die houden wij beiden graag in ere.

Cornélie Spijkerboer

Zelf-vergeving

Gisteren hadden we een zoommeeting met ‘de vrienden van Hans’. Een groep zeer nauw betrokken vrienden en familie die de extra zorgbehoefte voor Hans gaan invullen. Een intensieve klus, die iedereen met zoveel liefde en toewijding op zich wil nemen, daar zijn Hans en ik nog steeds stil van. 

Nu vroeg iemand mij wat mijn behoefte was tijdens zo’n zorgdag. Daar had ik natuurlijk al heel lang over nagedacht en mee geworsteld, want ja, was dat nu wel écht nodig, kon ik het niet toch wel zelf, als ik maar…

Maar ik hoorde mij heel rustig uitleggen hoe ik elke dag mijn antennes volledig op Hans en zijn zorgbehoefte gericht heb en dat ik dat niet meer volhoud. Ik heb iemand nodig die die antennes af en toe overneemt.

Nu zijn die ‘antennes’ iets wat ik al mijn hele leven doe, en velen zullen dat herkennen. Antennes ’te veel’ aan hebben staan, gericht op de ander, waardoor je niet voldoende ‘bij jezelf’ kunt blijven. Het is uitputtend en vervreemdend en over het algemeen ongelukkig makend. Ik ben mij hier door de jaren heen steeds bewuster van geworden en zoek ook al die tijd naar manieren om ermee om te leren gaan. 

Mijzelf als boom visualiseren met mijn wortels stevig in de grond, mij mijn grond-recht toe-eigenend, of leren Positie in te nemen, voor ik mij Verbind met de ander. Tal van manieren om ‘dicht bij jezelf te blijven’.

En ik vond (en vind) dat ik daar zelf verantwoordelijk voor ben. Ik stap uit mij eigen as, zoals ik dat vaak noem, en heb daarin te leren beter in mijn as te blijven, of in ieder geval steeds weer terug te keren in mijn as.

Nu leer ik de laatste tijd ook in hoog tempo om om hulp te vragen, én om die hulp ook te ontvangen.

En gisteren hoorde ik mijzelf dus dit antwoord geven: “Ik zoek mensen die mijn antennes even van mij willen overnemen.” Op zich dus geen onverwachte vraag, ik leer immers goed om hulp te vragen, maar wat wel onverwacht was, was dat ik het vroeg zonder de gedachte dat ik dit eigenlijk zelf zou moeten kunnen oplossen, door minder mijn antennes uit te zetten. Nee, ik vroeg het gewoon en omdat ik er geen schuldgevoel bij had, kon ik de behoefte ook heel helder en eenduiding overbrengen. En konden we spijkers met koppen slaan.

Wat ik hierin weer opnieuw bevestigd kreeg was dat als ik simpelweg sta voor mijn behoefte (Positie inneem, vanuit Verbinding met mijn eigen behoefte) het leven zo veel simpeler wordt, mijn behoefte veel beter wordt gehoord en ook vaker wordt vervuld. Zonder te hoeven pleiten, zeuren of manipuleren. Wat een rust, wat een helderheid én ook nog eens zelfrespect, leveren dit op.

Na regen komt zonneschijn, toch?

Na een ‘hell of a’ kerstvakantie, met heel veel schouderpijn (door spierspanning van de stress) en een fysiotherapeut die met ziekte- en kerstverlof was, én nog de nodige verdrietige familieomstandigheden, gloort er licht.

Weliswaar veroorzaakt door een nieuwe pijnstiller, zo vermoed ik, maar ik val sinds een paar dagen niet meer samen met de pijn of met andere zorgen. Ik voel weer ruimte voor mijn tuin, met heerlijk een zaaiplan maken en zaden bestellen. 

Ooit gehoord van combinatieteelt en wisselteelt? Ik ben er druk mee geweest de afgelopen dagen.

Wat ik weer heb ervaren in de afgelopen weken is dat ik, als ik in pijn of angst zit, ik altijd het gevoel heb dat het nooit over zal gaan. Ik zie geen enkel perspectief. Ik ken dit, een klassiek innerlijkkind-stuk, en weet dat ik er pas als ik er weer uit ben vanuit mijn helikopter naar kan kijken. 

Ik heb dit al mijn hele leven. Voor een kind is dat logisch, die kan nog niet ver vooruit kijken en die heeft zijn omgeving nodig om hem te helpen er aan voorbij te gaan.

Maar een volwassene zou dat zelf moeten kunnen. Zo niet ik en ik weet dat van mezelf. En ik weet dat zelfs als ik er in zit, maar het blijft in zo’n moment pure theorie.

Wat ik daarin heb geoefend de afgelopen weken is hier mild naar te kijken. Mijzelf niet bestraffen dat ik er niet overheen kan kijken, of mijzelf willen veranderen daarin, maar mild kijken en erkennen dat dit zo voor mij werkt. Dat de paniek erbij hoort, bij mij. Of beter, erbij mag zijn. Dat ik oké ben zoals ik ben.

En dat gevoel, dat ik oké ben zoals ik ben, is zó helend want ik ben dan in een staat van onvoorwaardelijke liefde naar mijzelf. Die liefde kunnen voelen is een zeer krachtig medicijn. Misschien dat het dus niet de nieuwe pillen zijn die me lichter maken… Dat is een mooi perspectief!

Bijna voorbij*

Nog maar een paar maanden geleden schreven Hans en ik in de nieuwsbief over Hans zijn ziekte, dementie.

Nu schrijf ik er weer over, omdat alles sinds die tijd hierom draait.

Hans wordt zieker en ik raak uitgeput, zo kun je het wel samenvatten. Ondanks de kring van lieve helpende handen om ons heen, die ons koesteren als een warme deken, is het zwaar. Soms voelt het als te zwaar, als ik niet fit ben of in paniek, en soms denk ik, het gaat nog best wel. Dit schijnt erbij te horen, want elke periode van relatieve rust wordt onvermijdelijk weer gevolgd door een nieuwe verslechtering, van Hans zijn ziekte en van mijn reserves.

En in al dat ziektegeweld kom ik mijn diepste pijnlijke thema’s tegen.

Ik voel me schuldig en ik schaam me, dat ik niet sterker ben. Dat ik Hans in de steek laat omdat ik niet voldoende voor hem kan zorgen. Ik wordt constant heen en weer geslingerd tussen de gedachte dat het aan mij ligt dat ik dit niet aankan (als ik er nu maar meer mindfull, minder vanuit mijn kindangst mee om zou gaan) en de gedachte dat het heel normaal is dat het niet meer gaat. Of, zoals mijn psycholoog steeds weer zegt, het maakt net uit waarom je het zwaar vind, het IS en daarin ben je oke.

Al processend merk ik hoe weinig compassie ik hierin heb voor het kind in mij, het meisje dat zo haar stinkende best deed (en nog doet) om haar hoofd boven water te houden, het meisje dat niet gezien werd in hoe zwaar ze het leven vond (en vind).

De crux zit ‘m natuurlijk in het zien en liefdevol erkennen van mijzelf hierin. Dat ik oké ben in alles hierin. En daarmee is de cirkel rond want schuld en schaamte helpen hier niet bij.

En tegelijkertijd is er een andere, sterke kracht in mij die zich wil bevrijden van het keurslijf van al deze oordelen en (verinnerlijkte) verwachtingen over mijzelf.

De laatste maanden kwam het archetype van de heks/ genezeres/ priesteres vaak aan bod in de gesprekken met mijn cliënten. Totdat iemand vroeg of dit beeld niet ook over mij ging…. Ja natuurlijk! Hoe had ik die kunnen missen?

En dus kocht ik een knalroze broek. Mijn heksenbroek, noem ik die nu. En ik besef dat ik altijd heb gepast in dit archetype maar dat ik het nooit echt van mijzelf accepteerde. Ik vond het verlangen naar autonomie, wat bij haar hoort, egoïstisch. Bang ook dat anderen dat egoïstisch zouden vinden.

Ook hier gaat de gouden regel natuurlijk op dat ik dit verlangen in mijzelf mag gaan erkennen en volledig goedkeuren. En ook besefte ik dat de prijs van autonomie, een zekere vorm van eenzaamheid, er bij hoort. Oef, dat is een hele klus.

Dit gebeurt niet voor niets nu. Alle oude thema’s komen in dit proces samen. De schaamte voor mijn onvermogen om te ‘zorgen’, het verlangen naar autonomie, vinden plaats in het licht van mijn omgaan met Hans zijn ziekte, én in het erkennen van mijn ‘heks’-zijn.

Het maakt deze fase heel vol en levend én uitputtend en leeg. (Volledig) Ze wisselen elkaar af in fases van hoop en wanhoop.

Dat verwart soms, en soms overzie ik de golfbeweging van het leven erin. Zoals de winter en de zomer. Daarbij zit ik dan wel geloof ik in een soort micro-klimaatcrisis, met steeds extremere seizoenen.

Zo is het nu.

Cornélie Spijkerboer

* Terugscrollend vraag ik mij af waar de titel op slaat. Ik weet het niet, hij rolde zo uit mijn pen, maar ik hoop dat het mijn innerlijke winter is die bijna voorbij is.

Goed voor jezelf zorgen, moeten of mogen?

Ik heb een klein meisje in mij die denkt dat ze niet voor zichzelf kan zorgen. En ze is nogal eens bang dat er ook niemand anders is die voor haar zal zorgen. En daar kan ze aardig van in paniek raken.

Nu schrijf ik hier heel liefdevol over maar ik heb ook een heel kritische stem in mij die dit gevoel sterk afkeurt: “Je bent nu toch volwassen en moet toch voor jezelf kunnen zorgen! Ze zien je al aankomen, niet zo hangen op een ander hoor!”

Ik denk ook vaak dat anderen tegen mij zeggen dat ik voor mijzelf moet gaan zorgen, of eigenlijk zeggen ze dat ik moet gaan inzien dat ik voor mijzelf kán zorgen. Dat ik zo sterk ben en dat ze niet begrijpen dat ik dat zelf niet zie.
Ik voel dan altijd een enorm verzet en denk: “Jij ziet alleen mijn sterke kant. Die heb ik ook, daar niet van, maar je ziet niet mijn kwetsbare stuk.” Ik wordt dan van binnen heel boos. “Je ziet me niet”, denk ik dan.
Ik zeg dat overigens nooit, want ik schaam me er dus ook voor, maar vorige week durfde ik het wel te zeggen tegen mijn psycholoog, ook zij erkende mijn kwetsbare stuk niet, dacht ik.
Ik werd dus boos op haar en die boosheid gaf me, zo merkte ik achteraf, enorme ruimte. Want de dagen erna merkte ik dat ik opeens goed voor mijzelf ging zorgen, daar waar ik me eerder klein en onmachtig voelde.
En het bijzondere was dat het nu van binnenuit gebeurde, vanuit een innerlijke kracht, waardoor ik opeens besefte dat ik het niet vanuit een ‘moeten’ deed, maar van binnenuit, zonder moeite. Meer vanuit een ‘mogen’. Ik voelde de ruimte en de vrijheid ertoe.

Ik resliseer me nu, nu ik dit opschrijf, dat ik niet de enige ben die zich verzet tegen die ‘verplichte’ zelfzorg. Ik heb heel wat studenten en cliënten gezien die dan reageerden vanuit: “Ja hoor eens, moet ik het wéér alleen doen, ik wil juist dat een ander eens voor mij zorgt.”. En ik besef dat die boosheid heel bevrijdend kan werken. Dat kleine kindje heeft de ruimte nodig om zich te beklagen, om boos te worden. Na die zelferkenning, die natuurlijk over zelfliefde gaat, kan de ruimte ontstaan om voor jezelf te gaan zorgen. Omdat het mag, omdat je het waard bent. Omdat je mag voelen wat je voelt en mag zijn wie je bent.
Zo ongeveer werkt het denk ik, al filosoferend. In ieder geval ben ik nu wel blij met mijn zelfzorg, omdat het komt vanuit een innerlijke toestemming in plaats van vanuit een schaamte. Wat een winst!

Een engel op mijn pad

Ik hoor mensen vaak vertellen over hun beschermengel, of hoe ze die ook noemen, die ze met enige regelmaat ‘ontmoeten’. Dan zien ze die voor hun geestesoog en herkennen hem of haar. In een vertrouwd weerzien, zo klinkt dat dan.

Ik was altijd een beetje jaloers eigenlijk. Dat had ik nooit. Ik geloofde er wel in, alles wat helpend is, daar geloof ik graag in, maar ik had nog nooit een engel gezien, laat staan mijn eigen engel.
Tot ik gisteren nacht, of in de vroege ochtend eigenlijk, wakker werd uit een droom waarin duidelijk een engel aan mijn deur stond. Ik vroeg me later af hoe ik zo zeker wist dat dit een engel was…, hij/zij was in een soort wit Elvis Presley pak gekleed, inclusief glitters!

Nu heb ik in mijn intuïtieve opleidingen geleerd dat je vragen kunt stellen aan het innerlijk beeld, in dit geval de engel. Dus ik vroeg: “wat kom je doen?” En de engel antwoordde dat hij/zij kwam om me te helpen. Specifieker: ik hoefde de deur maar open te doen en ik zou de engel daar zien staan. Hij/zij was er gewoon altijd, heel dichtbij, aan de andere kant van de deur.

En vandaag, elke keer als mij een gevoel van wanhoop bekroop, kwam dat beeld van die engel weer bij me op en wist ik, nee voelde ik weer, dat ik niet alleen ben.

Het gekke is dat ik vandaag juist volop omringd was door helpende lieve mensen. Vanwaar dan toch die wanhoop? Je zou zeggen dat die engel dan toch niet nodig was?
Blijkbaar zit er een diep angstig kind in mij dat die mensenhulp niet echt vertrouwt, of er niet op vertrouwt dat ik die hulp verdien, zoiets. En het is alsof de engel mij juist vandaag komt duidelijk maken dat ik echt mag vertrouwen op die hulp, van de lieve mensen om mij heen. Ik hoef er alleen maar de deur voor open te zetten. De deur van mijn hart.
Dus, hup, dwars door de angst en wantrouwen heen voelen, om weer bij mijn hart te komen.
En terwijl ik dit schrijf voel ik mijn borstkas ontspannen, de tranen, die hoog zaten, weer stromen. En wordt ik zacht, mijn hart weer open, en voel ik weer rust en kan ik weer landen in dit moment, in vertrouwen.

Over ziek zijn en de diepere zin ervan

We hebben het er al een tijdje over. Gaan we Hans zijn ziekte in de nieuwsbrief zetten? En zo ja, wanneer dan? Cornelie in augustus: “doen we het nu?” Hans: nee, het is nog te vroeg.” Begin september zegt hij: “Nu moet het maar in de nieuwbrief”. Het is voor hem moeilijk deze zin te verwoorden. Hans heeft de woorden wel in zijn hoofd maar ze komen er steeds moeilijker uit. Cornélie vraagt en raadt en vult in, en zo komen ze er samen wel uit. Maar het drijft Hans tot wanhoop en Cornelie soms ook.
Dus nu. Waarom nu? Hans: “omdat ik de telefoon niet meer aan durf te nemen. Ik kom niet meer uit mijn woorden.”

Nu dus:
Hans is ziek, al een paar jaar en het is langzaam aan duidelijk geworden wat er aan de hand is. Het leek eerst dat hij hartstikke burn-out was, niet toevallig (?), net rond zijn pensioen. Zijn hele leven keihard gewerkt en zoveel ‘moetens’, hij was gewoon op.
Maar na drie jaar tobben moest de neuroloog deze zomer toch vaststellen dat Hans dementie heeft. Zoveel wat niet meer lukt! Niet alleen de woorden willen niet, ook de apparaten in huis worden steeds raadselachtiger, om maar wat te noemen. En Hans’ lijf vertoont aan alle kanten butsen en deuken, alsof het zegt: “als jij niet wilt stoppen, dan doe ik het wel.”
Stoppen dus, en leren zijn met wat er is, overgeven, rouwen, verzet, wanhoop, verdriet, onbegrip en ruzie, weer overgeven, uithuilen, opnieuw beginnen. Leven van dag tot dag én hulp leren vragen en aannemen. Nog meer overgave. En heel veel diepe liefde, daar tussendoor.

We lazen samen het boekje: de verborgen zin van dementie van Hans Stolp en waren geraakt. Ja, zo willen we er mee omgaan. Niet als iets triests zien, hoe verdrietig en moeilijk het vaak ook is, maar als een fase. Een levensfase waarin, voor de dementerende, ruimte komt om diepe emoties, die tot nu toe door het brein onder controle gehouden konden worden, de ruimte krijgen om naar boven te komen. Dementie biedt zo de kans om onverwerkte zaken te verwerken, in voorbereiding op de laatste fase, die van de overgang. Al kan die gerust nog heel lang op zich laten wachten.

Ik ben opgelucht er nu over te kunnen schrijven. Ik deel in de nieuwsbrieven immers veel van mijn zielenroerselen. Waar het in het begin nog een taboe woord voor ons was, durven we het nu te benoemen, in steeds grotere kring. En delen we het met liefde met jullie, met wie we zo veel lief en leed hebben gedeeld in trainingen, sessies en andere waardevolle contacten. Ons motto was en blijft om ‘ons zelf in te zetten’ in het contact, en daar hoort dit helemaal bij.
Ik zal in de komende nieuwsbrieven vaker delen hoe het met ons gaat in dit proces.
Als je contact wilt zoeken, doe dat dan vooral. Bel Cornelie, of mail/app naar Hans, dan duurt het antwoord wat langer misschien, maar we vinden het fijn om in contact te blijven, ook hierover en over de rest van het leven natuurlijk.
We hebben samen voor deze Nieuws-brief gekozen en Hans heeft de tekst goedgekeurd, dus ondertekenen we voor deze keer samen.

Liefs van Hans en Cornélie

Mijn innerlijke kathedraal

Tijdens mijn opleiding mediumschap (eerste lesjaar afgerond) deden we een meditatie naar onze innerlijke veilige plek. Ik kwam terecht in een grote kathedraal die ik nou niet als prototype veilig zou omschrijven, maar toch was dat wat mijn innerlijke beeld mij liet zien. En niets is onmogelijk in dit soort meditaties dus ik aanvaarde het beeld met nieuwsgierigheid :-).

Inmiddels, vele meditaties verder, kom ik steeds in deze kathedraal uit en ik ontvang er veel steun van de engeltjes die er in de nok rondfladderen. Ze komen naar beneden om me te helpen als dat nodig is:
‘Mijn innerlijke kathedraal,
waarlijke huis van God,
zo licht en vol liefde en supportive,
vol engelen die fladderen in de nok.’

Maar nu deed ik de meditatie opnieuw en de engelen waren opvallend afwezig. Ze waren er wel maar ze waren de kerk aan het poetsen of zaten in hun neus te peuteren, boven op de hanenbalken. Ik vond het wel grappig.
Ik keek verder en vroeg mij af waar ík was in dit geheel. Zat ik in de kerkbank? Nee, maar ik zag wel steeds het bruine hout ervan… (en andere hele tere lichte kleuren, witte bloemen ook… ). Misschien keek ik wel hoe mooi het hout gelakt was door weer een andere onderhoudsploeg. Ik had het in ieder geval niet zelf gedaan, ik keek alleen maar…

En opeens besefte ik dat ik sinds gisteren op een diepe laag voel dat ik niet ‘af’ hoef te zijn of te geraken in dit leven. Persoonlijke groei-gewijs. En dat gaf een onverwacht rustig gevoel. Alsof de toekomstverwachting ‘af’ te moeten geraken, mij elk moment in spanning houdt. Spanning of ik wel oké ben, of ik niet anders moet leren denken, voelen, handelen, whatever, met de nadruk op MOET. Nee dus. Komt het leerproces in dit leven niet af dan ga ik een volgend leven gewoon verder. En zelfs dat klopt niet, er is geen ‘af’, zoals ik net al schreef. Er is gewoon wat er is, en dat is goed.
Kijk, nu begrijp ik ook waarom die engeltjes met hele andere dingen bezig waren. Ze hoefden zich even niet om mij te bekommeren omdat ik oké ben, nu.