Om maar met de deur in huis te vallen: het gaat niet goed met Hans. Hij wordt zo moe, zo moe. Hij kan bijna niet meer en verlangt ook wel naar het einde van deze lijdensweg. Dus daar praten we dan ook over.
Aan de ene kant is dat heel heftig, waar hebben we het over? Ik dacht dat we nog wel een aantal jaren zo vredig door konden gaan. Hij in goede handen in huize Valckenbosch en ik uitgerust thuis. Zo kon onze relatie weer opbloeien. En dat gebeurde ook maar ik realiseerde me wel dat dat mijn kant van het verhaal was. Want Hans blijft ziek en die ziekte sloopt hem langzaam maar zeker. Of beter, dat gaat eigenlijk zo hard dat we het amper bij kunnen sloffen.
Dus hebben we het over de toekomst. Voorzichtig en ook (niet) verrassend open. Ja zo kennen we elkaar. Openheid voor alles. Dat was en is dus gelukkig nog steeds onze basis.
En in die openheid weten we van elkaar dat, waar en wanneer dit leven ook eindigt, wij, onze essentie niet weggaat. En daarmee onze verbinding niet weggaat. Ik heb daar een rotsvast vertrouwen in en Hans ook. Dat geeft ons beiden een enorme troost en steun. Dat maakt dat we deze nieuwe fase vol vertrouwen ingaan. Ook deze fase gaan we gewoon doen. Samen zoals we alles samen doorwerkten.
Al het werk wat we de afgelopen 25 jaar hebben verzet, samen en ieder apart, betaalt zich nu uit, zo voelt het voor mij. We zijn er klaar voor. Nee eerlijk zijn: ik voel me er klaar voor en hoe dat voor Hans is weet ik natuurlijk nooit helemaal zeker. Maar ik weet wel dat hij ook een rotsvast vertrouwen heeft in wat er ‘aan de andere kant’ is.
Tegelijkertijd, in het aardse, lijfelijke bestaan voel ik de klok tikken en in mijn nek hijgen. Hoe lang hebben we nog? Maar ik voel steeds als ik die adem voel dat dat maar een deel van mij is. Het vertrouwen en de tijdloosheid, waar geen klok tikt, is er altijd en die houdt mij stevig op de been.
Zo voel ik mij voorbereid op wat komen gaat.